Hein Koudijs
"Wonderen bestaan!”
Het is woensdag 11 april 1956, tien voor half één in de middag. Ik zit in de vijfde van de HBS-A op het Thorbeckeplein in Amersfoort. Ik heb Duits van Herpers, grote kerel, ronde kop, weinig gevoel voor humor. Benny Visser moest ooit 100 strafregels voor hem schrijven. Benny dacht slim te zijn en liet zijn strafregels bij een drukker drukken. Helaas Herpers kon dat niet waarderen en Benny moest alsnog de stafregels schrijven. Ik kijk op mijn horloge hoe lang het nog duurt tot de middagpauze.
Ik ben bepaald niet bij de les, want in mijn gedachten ben ik bezig met mijn nieuwe fotocamera, die ik gisteren voor mijn verjaardag heb gekregen, een echte Digna Dacora, gekocht bij foto Weers; de Mediamarkt en de Kijkshop lagen nog ver in het verschiet. Ik probeer te bedenken wanneer ik me een paar illegale schooluurtjes langs de startbaan van Soesterberg kan permitteren om opnames te maken van de Gloster Meteors, de F-86 Sabres of misschien wel van een F-100 Super Sabre, die binnenkort gaan komen. Eindelijk gaat om tien over half één de bel. We gaan naar onze hangplek bij de ingang van het schoolplein aan de Heinsiuslaan om daar onze meegebrachte boterhammen op te eten. Op een gegeven moment rijdt er een rode Jeep de Heinsiuslaan op. Ik herken hem meteen en ken hem maar al te goed; ik heb er mijn rijbewijs (zonder les) mee gehaald. Het is de Jeep van de Woudenbergse Boerenbond, de zaak waar mijn vader de scepter zwaait.
Ik loop hogelijk verbaasd op de chauffeur toe, die mijn neef blijkt te zijn. Die weet nauwelijks uit zijn woorden te komen: “Er is een ongeluk gebeurd en je moet onmiddellijk mee komen”, stottert hij. Half huilend roept hij me toe: “Rij jij maar”. Ik ren nog vlug even naar directeur Govers om mijn aanstaande absentie te melden. Hij wenst me sterkte en ik ren naar de Jeep, spring achter het stuur en speer richting Woudenberg. Onderweg verneem ik dat er een vliegtuig is neergestort. Ik ben er van overtuigd dat ik toen alle snelheidsrecords over dit traject heb gebroken en dat het nadien ook nooit meer is verbroken. Aan de Stationsweg 151 te Woudenberg staat een mooi groot vooroorlogs huis met een rieten dak, dat wat Oostenrijks aandoet. Het is de villa “Sonnevanck”, waar mijn familie en ik wonen. Daarnaast bevind zich een kleiner kantoorgebouw, in dezelfde stijl en eveneens met een rieten dak, waar een medewerker van het waterschap kantoor houdt.
Op straat passeren mensen op de fiets, die van hun werk komen en huiswaarts gaan. De middagpauze bedraagt in die tijd namelijk nog anderhalf uur en die wordt veelal gebruikt om thuis de warme maaltijd te gebruiken. Omdat het woensdag is, hebben de kinderen van de lagere school vrij en zijn eveneens op weg naar huis.
Mijn vader, Arie Koudijs, directeur van de Coöperatieve Boerenleenbank en Handelsvereniging, in de volksmond de Boerenbond genaamd rijdt met zijn auto de oprit op en parkeert zijn wagen op de gebruikelijke plek tussen het huis en het kantoorgebouwtje. Mijn moeder, Aagje Koudijs, heeft inmiddels de maaltijd klaar en de tafel gedekt. Vader gaat het huis binnen via de achterdeur en heeft de gewoonte eerst naar het toilet te gaan voor een kleine boodschap, zo ook nu. Inmiddels zitten mijn Moeder, mijn broers Wim en Piet en zuster Ine reeds aan tafel en wachten op Vader, totdat hij ook zal aanschuiven. Zover zal het echter niet komen. In het luchtruim boven Woudenberg vliegt rond dat tijdstip een straaljager van de Luchtmacht, die bestuurd wordt door de 24-jarige reserve tweede luitenant vlieger Wim Oldhoff.
Het vliegtuig is een Gloster Meteor, Mk-VII, een tweepersoons trainer van Britse makelij.
Oldhoff is kortgeleden op eigen verzoek overgeplaatst naar de vliegbasis Soesterberg, om ingedeeld te worden bij het in oprichting zijnde 700 squadron, met Sabre nachtjagers van het type F-86K, in luchtvaartkringen beter bekend als “de Kaasjager“. In afwachting van een theoretische opleiding op Ypenburg, waar hem de technische aspecten van de Sabre ‘nightfigter’ zullen worden bijgebracht, oefent hij op de Gloster Meteor het instrument vliegen. Zijn toekomstige F-86K is namelijk een all-weather fighter, die in allerlei weers-omstandigheden, zoals slecht zicht en ’s nachts, kan opereren. Uiteraard is daarbij het vliegen op instrumenten van levensbelang. Om dat te oefenen is hij met een Gloster Meteor opgestegen van Soesterberg voor een GCA (Ground Control Approach) opdracht op de vliegbasis Volkel. Daarbij wordt de vlieger met behulp van radar op de grond “binnengepraat”, zoals dat heet. De radioverbinding met Volkel is echter dermate slecht dat hij genoodzaakt is van de oefening af te zien. Als alternatief kiest hij er voor een overtreksituatie te oefenen, die hij kortelings nog tezamen met een instructeur heeft geoefend. Een vliegtuig raakt overtrokken als door omstandigheden, zoals bijvoorbeeld motoruitval, of uitval van systemen, de snelheid van het toestel dermate laag wordt dat de reguliere vlieg-eigenschappen van een vliegtuig niet meer gelden. Om dat te corrigeren zijn bepaalde handelingen nodig, die soms tegenstrijdig zijn met de gevoelens, die een piloot op dat moment ervaart. Daarom wordt regelmatig op dit fenomeen geoefend. De tweemotorige Gloster Meteor heeft echter geheel andere vliegeigenschappen dan de Amerikaanse eenmotorige F-84F, de Republic Thunderjet, waar Oldhoff tot nu toe op heeft gevlogen.
Op 20.000 voet, ca 7 km hoogte, neemt de vlieger snelheid terug en laat hij de wielen zakken en doet de flaps en de duikremmen uit. Bij een snelheid van ca 110 knopen (ruim 200 km/uur) begint het toestel te schudden en verliest ineens flink hoogte. In de regel wordt dat opgevangen door gas te geven, maar kort hierna valt het toestel over rechts weg en raakt in een rechter tolvlucht.
Een vrille is een vliegbeweging, die bij dit type vliegtuig bijzonder moeilijk onder controle is te krijgen, zelfs voor piloten, die zeer ervaren zijn op dit toestel.
Oldhoff probeert nog van alles, maar gebrek aan ervaring op dit toestel (ca 25 uur) is er mogelijk de oorzaak van dat de Gloster Meteor onbestuurbaar blijft. Bovendien is hij gewend aan Amerikaanse toestellen, die duidelijk andere vliegeigenschappen hebben als de Gloster Meteor.
Met grote snelheid raast de Meteor, al draaiend om haar lengteas, op de Stationsweg in Woudenberg af. Mijn vader trekt op dat moment het toilet door, sluit de deur achter zich en begeeft zich richting woonkamer om aan tafel te gaan. Hij wordt dan volledig verrast door een oorverdovende klap als van een bomexplosie met enorm veel geraas, rook, vuur, vlammen en hitte. Het blijkt dat het toilet, dat hij zojuist heeft verlaten, volledig is weggevaagd. Toeval, geluk, of gewoon een beschermengeltje?
Oldhoff’s Gloster Meteor is neergestort op het kantoorgebouwtje naast ons huis. Het toestel neemt praktisch het gehele pand mee in haar allesverwoestende baan van vernietiging. Slechts de kluis van het gebouw weerstaat de immense klap. De kerosine, waarmee het vliegtuig voor de start geheel is afgetankt, vat vlam en begeleid de immense storm van puin en uit elkaar gereten stukken vliegmachine met een helse zee van vuur en vlammen en verspreidt zich over ons huis en de Stationsweg ervoor. Het rieten dak is een gewillige prooi en vat onmiddellijk vlam en in korte tijd staat het huis en haar omgeving in lichterlaaie. Als mijn familie enigszins is bekomen van de schrik, roept één van hen plotseling vol ontsteltenis:
“meneer Zwaan . . . waar is Meneer Zwaan”? Meneer Zwaan is de secretaris van het Waterschap de Heiligenbergerbeek en doet normaliter zijn dagelijks werk in het zojuist weggevaagde kantoorgebouwtje naast huize Sonnevanck.
Opeens herinnert mijn Moeder zich dat de heer Zwaan haar de vorige dag heeft verteld, dat hij die morgen in Doorn een raads-vergadering moet bijwonen en dat hij het niet zinvol acht om voor de rest van de dag nog weer eens naar Woudenberg te fietsen. Saillant detail is, dat de raadsvergaderingen altijd op Maandagmorgen worden gehouden. Door omstandigheden is bij uitzondering de vergadering verschoven naar de Woensdag, hetgeen de heer Zwaan het leven heeft gered. Toevallige samenloop van omstandigheden, of heeft de heer Zwaan gewoon geluk? Menigeen denkt aan iets anders. Hetzelfde geldt voor Wim Oldhoff. Zijn Gloster Meteor is namelijk niet voorzien van een schietstoel. Om een toestel met een dergelijk grote snelheid en tollend om zijn lengteas ‘handmatig’ te verlaten, is een praktisch onmogelijk karwei. Als het al lukt om uit de cockpit te klimmen, dan is de kans groot dat de piloot met grote snelheid tegen de staart geslagen wordt, met voorspelbare afloop. Desondanks ontgrendelt hij de plexiglazen kap, die prompt door de enorme sterke luchtstroom wordt afgerukt. Omdat het toestel in een buitenwaartse tolvlucht is geraakt, wordt hij met grote kracht in zijn veiligheidsgordels gedrukt. Zodra hij die ontkoppelt, wordt hij als het ware uit de cockpit geslingerd, weg van het toestel. Hij laat zich enige tijd vallen totdat hij meent op een hoogte te zijn, waar voldoende zuurstof aanwezig is. Hij opent dan zijn parachute en naar beneden zwevend, ziet hij met verbijstering zijn toestel op een huis neerstorten.
Hijzelf landt in een weiland en komt er met een kleine hoofdwond en hevig geschrokken, maar verder zonder kleerscheuren, vanaf.
Toeval, geluk, of zou het iets meer zijn? Aan de andere zijde van het kantoorgebouwtje, bevindt zich op een drietal meters afstand, het woonhuis van de familie Steinman. Ook zij krijgen de schrik van hun leven op het moment van de inslag. Hun ontsteltenis wordt nog aanzienlijk vergroot, als zij ontdekken dat op slechts enkele meters afstand van hen, een volledig gebouw is weggevaagd door een 4 ton wegende en met circa 500 km per uur voortrazende straaljager. Het enige fysieke ongemak, dat zij ervaren, is een schutting, die hun voordeur blokkeert. Zij, hun tweejarige dochter, tezamen met hun woning komen er geheel ongeschonden vanaf.
Is dit gewoonweg boffen, toeval, of is hier meer aan de hand? Onze overbuur-vrouw, Mevrouw Geertje van der Wiel, viert die dag haar 49ste verjaardag.
Als het vliegtuig neerstort en de overkant van de weg zich hult in wolken van stof, omhoogschietende vlammen en dikke rookwolken, barsten de ruiten bij haar uit hun sponningen en vliegen er vliegtuigfragmenten en brokken puin door haar huiskamer. Temidden daarvan aanschouwt Mevrouw van der Wiel verbouwereerd het gebeuren. Haar huiskamer verandert in enkele seconden in een ruïne, waarbij allerlei huisraad en meubilair wordt beschadigd of vernield. Zij heeft echter geen schrammetje. Lucky day, toeval, of gewoon een wonder?
Voor het kantoorgebouwtje liggen twee van die betonblokken met diagonaal daarin zo’n gleuf, waar je het voorwiel van je fiets in rijdt om hem daar te parkeren. Eén van deze blokken wordt door de inslag van het vliegtuig min of meer gekatapulteerd en vliegt met een grote boog de straat over en komt 150 meter verderop terecht. Twee vrouwen, die net bezig zijn met een buurpraatje, krijgen de schrik van hun leven, als het stuk beton precies tussen hen in valt. Toeval, mazzel, of mirakel?
De bus van de NBM (Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij) op de lijn Arnhem – Amersfoort rijdt rond die tijd op de Stationsweg, richting Amersfoort.
Als de chauffeur ons huis net is gepasseerd, hoort hij een enorme klap. Door de enorme luchtdruk, die de inslag veroorzaakt, wordt de bus hevig heen en weer geschud. De passagiers voelen de hitte van de vlammen. De chauffeur kijkt dan ook ogenblikkelijk in zijn spiegel en ziet een niets ontziende storm van vuur, rook, vlammen, stof en puin, vlak achter zijn bus langs schieten. Op het nippertje ontsnappen hij en zijn passagiers aan het inferno zonder noemenswaardige gevolgen.
Kwestie van geluk, van toeval, of is hier iets anders aan de hand?
Ook de nieuwe Chevrolet van mijn Vader mag niet klagen. Nog maar enkele dagen oud, staat hij op slechts enkele meters van de inslag geparkeerd. De enige schade die de wagen oploopt is een verbogen kentekenplaat. Toeval . . . geluk?
Het ongeval krijgt nog een bijzonder aspect, door de ervaring van een inwoner van Scherpenzeel. Hij wordt in de NBM bus op dezelfde lijn Arnhem-Amersfoort, maar enkele uren voor de ramp, aangesproken door iemand uit Renswoude. Deze vraagt hem of hij weet dat er de vorige dag in Woudenberg een vliegtuig op een huis is neergestort, waarbij de piloot gered zou zijn, niet wetende dat het ongeval pas een dag later zou plaats vinden. Als alle gebeurtenissen in dit scenario zich een fractie van een seconde vroeger of later zouden hebben afgespeeld, of de inslag van het vliegtuig enkele meters elders zou hebben plaatsgevonden, dan was dit ongeval heel anders afgelopen en waren er vast en zeker meerdere slachtoffers gevallen, maar niets van dat alles. Alle betrokkenen, die ter plaatse van het ongeval aanwezig waren en dat waren er toch zeker een dertigtal (fam. Koudijs, de piloot, fam. Steinman, Mevr. van der Wiel, de twee buurvrouwen, een aantal passerende fietsers en schoolkinderen, de passerende bus), doorstaan al het geweld zonder dat er iemand noemenswaardig letsel (alleen de piloot heeft een lichte hoofdwond) ondervindt.
Het huis is gesloopt en op dezelfde plek is een nieuw Sonnevanck verrezen, in een modernere stijl. Het kantoorgebouw is niet vervangen. In de jaren er na is er binnen onze familie veel en lang nagepraat over het ongeval. Steeds weer kwamen wij tot de slotsom dat het niet realistisch is te veronderstellen, dat zoveel geluk, fortuin, mazzel, of toeval, hoe je het ook maar noemen wilt, in één voorval kan samenkomen; dan moet er sprake zijn van iets anders.
Ik ben er dan ook van overtuigd, dat het hele gebeuren op 11 april 1956, rondom Huize Sonnevanck, vanuit elders is geregisseerd.
Mijn conclusie is dan ook nog altijd heel duidelijk en glashelder: “Wonderen bestaan!”
Hein Koudijs
Waalre, 18 juni 2008
Kijk voor een terugblik ook op:
http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/em_straaljager_zette_woudenberg_op_z_n_kop_em_1_164438
_._._
Maak jouw eigen website met JouwWeb