Artikel uit ONDERWIJSBLAD uitgave februari 2021 van de Algemene Onderwijsbond.
Ivan: “Op de lagere school met de bijbel presteerde ik matig. Doem, schuld en boete; ik was er ongelukkig. Op de Rijks HBS was ruimte voor eigen ideeën zoals een boekbespreking over de levenslust van Jan Wolkers of een opstel over het zoete nietsdoen: Dolce far niente. Ineens kreeg ik hoge cijfers. Dankzij meneer Blessinga werd ik een voorbeeldige leerling met een acht gemiddeld als examencijfer, en voor Nederlands zelfs een tien.”
Marion: “Ik behoorde op de lagere school juist bij de leerlingen met de hoogste cijfers, maar verloor mijn motivatie op de middelbare school. Op het katholieke meisjeslyceum voelde ik me niet thuis, op de Rijks HBS voelde ik me vooral prettig bij het vak Nederlands. Een opstel schrijven vond ik een feest en ik ging voor negens en tienen. Blessinga moedigde me aan om te schrijven, en sprak ook met ons over literatuur. Dankzij hem dacht ik na over waarom Max Havelaar me wel boeide en andere Nederlands-Indische literatuur niet.”
Ivan: “Marion en ik leerden elkaar pas kennen toen we studeerden. Blessinga bleek voor ons allebei de leerkracht die de meeste indruk had gemaakt.”
Marion: “Hij toonde interesse. Sprak je ook aan in de gang. ‘Wat vond je van ‘Uit de suiker in tabak’ van Daum?’”
“Voor geschiedenis kreeg ik een leerkracht die zijn rechtse opvattingen over apartheid in de klas ventileerde. Toen ik protesteerde sloot hij me op in een kamer waar poëzie in boekenkasten achter glazen deurtjes stond. Van Blessinga kreeg ik het sleuteltje, zodat ik erbij kon. Bij een andere leerkracht Nederlands kreeg ik nooit hoger dan een acht, maar gevoelsmatig was ik hem de baas. De opstellen die ik stiekem schreef voor sommige jongens in de klas werden namelijk wel met negens en tienen gewaardeerd. Die triomf dank ik aan Blessinga die mij voldoende zelfvertrouwen had gegeven.”
Ivan: “Blessinga moedigde me aan mijn eerste boek op te sturen naar een uitgeverij. Van De Arbeiderspers kreeg ik meteen een briefje terug: ‘Dat past niet in ons fonds.’ Marion moedigde hij aan een kortverhaal aan te bieden bij een literair tijdschrift.”
Marion: “Omdat ik veel spijbelde had ik de les over literaire bladen gemist. Bij de tandarts zag ik een glossy tijdschrift met een literaire pagina: ‘De vrouw en haar huis’. Mijn bijdrage werd onmiddellijk geaccepteerd, maar dat bleek niet het blad dat Blessinga bedoelde.”
Ivan: “Marion en ik droomden van een leven met reizen en schrijven; dat hebben we gedaan.”
Marion: “Blessinga was een belangrijke stimulans. Hij verdient alle eer.”
1957
1971
Maak jouw eigen website met JouwWeb